Op zoek naar het erfgoed van de Joodse juwelier

Door: Elzemarie Karsdorp – Foto’s: Stadsarchief Amsterdam (dit artikel is in ingekorte vorm gepubliceerd in vakblad Edelmetaal april 2025)

Foto boven: foto uit Engelstalig album “The Cullinan” over het kloven en slijpen van de Cullinan-diamant door Joseph Asscher van de Firma I.J. Asscher (1908).

Op 5 mei vieren we tachtig jaar vrede. Een feestelijke dag, maar ook een moment om stil te staan bij het leed dat de Tweede Wereldoorlog bracht. Een groot deel van het Joodse volk zou de bevrijding op 5 mei 1945 niet meemaken, wat ook de juweliersbranche hard raakte. Veel Joden waren werkzaam als diamantbewerker, handelaar of juwelier. Daarom staan we stil bij het Joodse volk dat zijn stempel op de juweliersbranche drukte en hun nalatenschap die het verdient om levend gehouden te houden.

Izak Vreeland
Amsterdam, 18 januari 1919 – Auschwitz, 31 januari 1943
Bereikte de leeftijd van 24 jaar
Beroep: Diamantbewerker

Izak Vreeland is een van de ruim 104.000 namen op het Joods Monument. Het zijn de personen die in Nederland werden vervolgd en de Holocaust niet overleefden. Zijn beroep was diamantbewerker, een vak dat tegenwoordig zeldzaam is, maar dat in de periode voor de Tweede Wereldoorlog door veel mensen van Joodse komaf werd beoefend. We zien de namen van 1.342 diamantbewerkers op het Joods Monument, evenals die van 16 juweliers, 6 zilversmeden, 37 goudsmeden, 97 diamanthandelaren en 32 horlogemakers. Al deze vaklieden hebben hun stempel gedrukt op de Nederlandse juweliersbranche.

Amsterdam Diamantstad
Het Joodse volk heeft lange tijd een sterke aanwezigheid gehad in beroepsgroepen die werkzaam waren met edelmetalen, diamanten en andere edelstenen. Dat heeft een reden. In veel Europese landen, waaronder Nederland, werden Joden eeuwenlang uitgesloten van gilden en landbouw. Dit dwong hen om beroepen te zoeken die buiten deze structuren vielen, zoals handel, geldlening en edelmetaalbewerking. Diamanten en juwelen waren voor hen een waardevaste handel en bovendien makkelijk te transporteren. Dit was een groot voordeel voor Joden, die vaak met vervolging en gedwongen verhuizingen te maken kregen. Binnen de Joodse gemeenschap gedijde de handel vervolgens uitstekend. Joodse gemeenschappen bouwden sterke netwerken op, waarin expertise van generatie op generatie werd doorgegeven. Dit zorgde ervoor dat ze een belangrijke positie innamen in de internationale edelsteenhandel.

Foto links: de Amstel met het oude Diaconie Weeshuis, de diamantfabrieken van de Diamant Slijperij Maatschappij en Coster en het Joodse jongensweeshuis Megadle Jethomim (ca. 1865-1868, foto A. Jager). Foto rechts: één van de polijstzalen van de Firma I.J. Asscher (1908, foto uit Franstalig album “The Cullinan”).

Dat veel Joden in Amsterdam, maar ook in Antwerpen terecht zijn gekomen, heeft zijn oorsprong in de vijftiende eeuw. Zij zijn de nazaten van Joodse families die in Spanje of Portugal woonden en hier werden bedreigd omdat zij niet katholiek waren. Vervolgd door de Spaanse inquisitie zocht de groep Sefardische (Spaanse) Joden een nieuwe woonplaats in Noord-Afrika of Europa. In het welvarende Amsterdam vonden zij hun bestemming, gevolgd door de Askenazische Joden uit Midden- en Oost-Europa die door de 30-jarige oorlog (1618-1648) naar Amsterdam trokken. Met de komst van deze volken kwam ook de diamantindustrie in Amsterdam tot bloei.
In de eeuwen die volgden groeide Amsterdam uit tot een belangrijk internationaal centrum voor diamantbewerking. Dit was te danken aan de strategische ligging van de stad als handelscentrum en de ruwe diamanten uit India die via de VOC (Verenigde Oost-Indische Compagnie) werden geïmporteerd. Toen in de 19e eeuw in Zuid-Afrika een enorme hoeveelheid ruwe diamant werd ontdekt, werd Amsterdam de hoofdstad van de diamantbewerking. Een constante aanvoer van ruwe stenen vond zijn weg naar Amsterdam waar Joodse diamanthandelaren en diamantslijpers er met hun precisie en vakmanschap wel raad mee wisten.

Herinneringen
Herinneringen aan de gouden tijd voor de Nederlandse diamantindustrie, zien we vandaag de dag nog terug. In 1840 ontwikkelde de Joodse diamantslijper Levy de beroemde Asscher-slijpvorm, die later de basis zou vormen voor de briljant- en emeraldslijpvormen. In 1908 zou de Asscher Diamond Company de beroemde Cullinan slijpen, de nog altijd grootste ongeslepen diamant die ooit werd gevonden is verwerkt in de Britse kroonjuwelen.
Daarnaast was de 19e eeuw ook een tijd waarin de arbeiders in de diamantindustrie zich organiseerden. In 1894 werd de Algemene Nederlandse Diamantbewerkersbond (ANDB) opgericht, onder leiding van Henri Polak. Dit was een van de eerste vakbonden van Nederland en zorgde voor betere arbeidsomstandigheden voor diamantbewerkers.

Holocaust
Hoewel de Tweede Wereldoorlog een definitief einde zou maken aan de vooraanstaande positie van de Nederlandse diamantindustrie, moet gezegd worden dat de neergang zich al eerder inzette. De economische crisis van de jaren dertig zorgde ervoor dat het aantal klanten afnam en de industrie had te lijden onder internationale concurrentie, met name uit Antwerpen.
Het was echter de Holocaust die de genadeklap zou toebrengen aan de Amsterdamse diamantindustrie. Of beter gezegd: aan de Joodse Nederlanders die hier werkzaam waren en dat was een aanzienlijk deel, met name in Amsterdam. Volgens de website Joods Amsterdam waren er in de jaren twintig ongeveer 9.000 diamantbewerkers in Amsterdam, waarvan een groot deel Joods was. Echter, door economische tegenslagen en de verschuiving van de industrie naar Antwerpen, daalde dit aantal tegen 1935 tot ongeveer 5.000, waarvan meer dan de helft permanent werkloos was.
Hoewel er geen exacte cijfers zijn over het aantal Joodse werknemers in de diamant- en juweliersindustrie dat de oorlog niet overleefde, kan op basis van het totaal aantal Joden in Nederland wel een redelijke schatting worden gemaakt. Van de ongeveer 140.000 Joodse Nederlanders die voor de Tweede Wereldoorlog in Nederland woonden, overleefden slechts 30.000 tot 38.000 de Holocaust. Dit betekent dat ruim 75 procent van de Joodse bevolking in Nederland werd vermoord – een van de hoogste percentages in West-Europa. De Joodse gemeenschap in Nederland was hierdoor blijvend en diepgaand ontwricht, en nam de diamantindustrie mee in zijn val.

Foto links: Joodse diamanthandelaren in de Diamantbeurs die in april 1942 hun anderhalf jaar eerder geregistreerde diamanten moeten inleveren bij het Rijksbureau voor Diamant en de dag daarna worden gecontroleerd en gefouilleerd (foto: Bart de Kok). Foto rechts: Diamantstraat, gezien van de Lutmastraat naar Diamantslijperij Asscher, Tolstraat 127 (december 1931).

Salomon van Os
Amsterdam, 18 september 1891 – Sobibor, 23 juli 1943
Bereikte de leeftijd van 51 jaar
Beroep: Diamantbewerker

Salomon van Os woonde aan de Diamantstaat 29 II in Amsterdam. Een logisch adres voor een diamantbewerker die bij Asscher Diamonds aan de Tolstraat werkte, want het bedrijf was eigenaar van tachtig arbeiderswoningen. Met straatnamen als Diamantstraat, Robijnstraat en Lutmastraat, vernoemd naar de goud- en zilversmid Johannes Lutma uit de zeventiende eeuw, werd het wijkje ook wel de Diamantbuurt genoemd. Wie nu door de diamantbuurt loopt, ziet behalve de leuke arbeiderswoninkjes en een enkel herinneringsplakaat weinig terug van hoe het leven er hier een eeuw geleden uit moet hebben gezien. Al is het wel voor te stellen hoe Bram Asscher vanuit zijn kantoor in de indrukwekkend ogende diamantslijperij uitkeek over de wijk waar zijn medewerkers woonden. Totdat de Tweede Wereldoorlog uitbrak en slechts vijftien van de 500 Joodse medewerkers dit overleefden.

Na de bevrijding keerde de diamantindustrie terug naar Amsterdam, al bleken slechts enkele bedrijven waaronder Asscher, Coster en Moppen en Soep levensvatbaar. Ze maakten een nieuwe start, maar deden dat zonder hun Joodse medewerkers, zonder hun gevorderde machines en zonder hun diamanten want die hadden ze in 1943 bij de Duitse bezetter moeten inleveren. Eenvoudig was het niet en dat Antwerpen Amsterdam inmiddels was voorbij gestreefd maakte het nog lastiger.

Toch kent de Nederlandse diamantindustrie nog altijd enkele bekende namen met een lange geschiedenis. Coster Diamonds bestaat inmiddels al 185 jaar en Royal Asscher vierde vorig jaar het 170-jarig bestaan. Al zien deze bedrijven er nu anders uit dan voor de Tweede Wereldoorlog. Diamanten worden hier niet meer geslepen. De meeste diamanten ter wereld worden geslepen in India, met name in de stad Surat. Deze stad verwerkt naar schatting 90 procent van alle ruwe diamanten ter wereld en is daarmee het huidige centrum van de diamantbewerkingsindustrie.

Abraham Citroen
Amsterdam, 14 augustus 1885 – Auschwitz, 31 augustus 1942
Bereikte de leeftijd van 57 jaar
Beroep: Juwelier

Hoewel de meeste Joden in de diamantindustrie werkzaam waren, was ook het vak van juwelier hen niet vreemd. Een van hen was Abraham Citroen wiens naam voortleeft in juweliersketen Schaap en Citroen. De juwelier weigerde zijn woning boven de juwelierszaak aan Kalverstraat 1 te verlaten en het land te ontvluchten, wat hem en zijn vrouw en dochter het leven kostte. Zijn zoon Karel trok echter naar Zwitserland en vervolgens Engeland, waar hij zich aansloot bij de Royal Navy. In de zomer van 1944 was hij betrokken D-Day, de invasie van Normandië waarmee het einde van de Tweede Wereldoorlog werd ingezet. In 1946 nam Karel Citroen het familiebedrijf in Amsterdam over, wat mogelijk was omdat de winkelvoorraad in Duitsland werd teruggevonden.

Juwelier Citroen was niet de enige juwelier die ook na de oorlog succesvol was, want hoewel het aantal overlevenden gering was, zijn er toch enkele Joodse bedrijven die na de oorlog zijn voortgezet en soms zelfs gegroeid. Ook Maurits Schaap overleefde de oorlog doordat hij naar België vluchtte. Om na de oorlog de zaak aan de Utrechtse Steenweg voort te zetten. Een bijzondere naam is ook die van Gassan, in 1945 opgericht door Samuel Gassan, zodat het dit jaar het 80-jarig bestaan mag vieren terwijl we ook 80 jaar vrijheid vieren. Hij overleefde de oorlog door naar Zwitserland te vluchten, daarbij geholpen door de diamanten die hij in zijn kleding had genaaid. Bij terugkeer in Amsterdam startte hij het bedrijf dat uitgroeide tot een internationaal gewaardeerde diamantslijperij en eigenaar van een groot aantal boetieks op luchthavens.

Foto links: diamantbewerker bezig met de voorbereidingen voor het slijpen van een diamant (ca. 1939). Foto midden: fabriek en winkel in goud en zilver etc. Roelof Citroen, Kalverstraat 1 )ca. 1875). Foto rechts: interieur Diamantbeurs, twee mannen bekijken een diamant.

Royal Asscher
Sinds 1854
Diamantslijperij

Als we tachtig jaar na de bevrijding willen zien hoe de Amsterdamse diamantindustrie er anno 2025 voorstaat, brengen we een bezoek aan Royal Asscher. Op de plek waar destijds het bedrijf opnieuw werd opgebouwd, bevindt zich nog altijd het hoofdkantoor. Al zijn de verdiepingen waar diamantbewerkers hun werk deden inmiddels in gebruik voor bedrijven en appartementen en wonen er ook geen honderden medewerkers meer in de diamantbuurt. In het kantoor van Royal Asscher komt de historie echter weer tot leven. Herinneringen en hoogtepunten uit de afgelopen 171 jaar laten een geschiedenis zien om trots op te zijn.
Dat is Mike Asscher, zesde generatie en president van Royal Asscher, dan ook. “Geschiedenis is heel belangrijk. Niet alleen voor het bedrijf, maar ook in het algemeen voor de maatschappij. Maar onze geschiedenis is pijnlijk. Het is een groot gemis dat we zoveel mensen hebben verloren en het bedrijf lag in puin. Het is vreselijk wat er is gebeurd en een groot gemis denk ik voor de potentie die er in dit bedrijf heeft gezeten Tachtig jaar later overheerst bij mij het gevoel van trots. Niet het gevoel van trots dat we zoveel mensen hebben verloren, maar het gevoel van trots dat we hier na zes generaties nog steeds in hetzelfde kantoor zitten zoals dat in 1906 exact zo is neergezet.”

Dat het bedrijf Asscher na de Tweede Wereldoorlog in Amsterdam is gebleven, had ook anders kunnen lopen. Mike Asscher kent zijn familiegeschiedenis: “We zijn tachtig procent van onze familie verloren. Mijn grootouders zijn op 13 april 1945 bevrijd uit de trein die op weg was naar concentratiekamp Theresienstadt in Tsjechië. Terug in Amsterdam kreeg hij de mogelijkheid om in New York of Israël opnieuw te beginnen, maar mijn grootvader zei: ‘We hebben zo’n bijzondere band met de stad Amsterdam. We hebben hier zoveel verloren dat ik me verplicht voel het hier op te bouwen.’ En dat heeft hij gedaan.”

Nieuwe tijden
Tachtig jaar later is Royal Asscher een heel ander bedrijf dan vorige generaties hadden kunnen vermoeden. Volgens Mike Asscher zijn vooral de veranderende tijden daar debet aan. “Het bedrijf van toen en het bedrijf van nu zijn niet te vergelijken. We doen iets heel anders. Van 1854 tot een jaar of 1980 zijn we diamantproducent geweest. Nu zijn we alleen bedrijfstechnisch nog diamantslijper. We hebben de strategie veranderd. We verkopen een patent, wereldwijd op zes verschillende vormen. Die laat ik op licentiebasis maken door onze productiepartners en een deel daarvan lever ik aan de hele grote juweliers. Wij doen de marketing, de branding en proberen zo het diamantmerk te vergroten. Om de retail te kunnen bedienen, is dit succesvol voor ons. Al zit de core, het slijpen van de mooiste diamant die er is, nog steeds in de familie. De mate van perfectie die wij toevoegen aan onze diamant, dat heeft niemand in de wereld, dat weet ik zeker.”
Royal Asscher is nog altijd gevestigd in de enorme fabriek in de Amsterdamse diamantbuurt, al hebben de ongeveer honderd medewerkers zich verspreid over de wereld. Een groot deel daarvan werkt in Tokyo, want met 170 verkooppunten en drie eigen winkels is Japan de belangrijkste afzetmarkt. Diamanten worden er in Amsterdam ook niet meer geslepen. Hiervoor is ook de familie Asscher regelmatig te vinden in India. “De Indiase diamantenindustrie is gigantisch”, ziet Mike Asscher. “De kwaliteit van het werk is daar waanzinnig, en door de lage kosten van de arbeid, de hoge efficiëntie en ontwikkeling op innovatie schieten ze alles in iedereen voorbij. Daar kan niemand meer mee concurreren.”

Foto links: door menskracht voortgetrokken kar in de Vijzelstraat met reclame voor inkoop van goud, zilver en juwelen door de firma Jac. Lorist (ca. 1943). Foto rechts: Joseph Asscher maakt eerst een kleine inkeping (1908, foto uit Engelstalig album “The Cullinan”).

Wat als?
Of de Joodse diamantindustrie zonder de Holocaust vandaag de dag nog altijd zo sterk zou zijn geweest, is een vraag die lastig te beantwoorden is. De kans is groot dat Indiase diamantbewerkers sowieso het werk zouden hebben overgenomen. Maar wat is er vandaag de dag nog wel zichtbaar van de Joodse invloed? Mike Asscher merkt er niet veel meer van: “Er zijn een paar grote bedrijven met een Joodse achtergrond, maar dan kan je er ook wel een punt achter zetten. Ik denk dat de invloed van de Joodse gemeenschap veel groter is geweest vroeger dan dat die nu is. De maatschappij is natuurlijk ook totaal veranderd.”
En toch wordt Amsterdam wereldwijd nog altijd genoemd als diamantstad. “Amsterdam is al sinds de Tweede Wereldoorlog niet meer de City of Diamonds. Maar als je in Sydney op straat loopt en vraag wat is de City of Diamonds, dan nemen de meeste mensen nog steeds wel Amsterdam mee in hun gedachtegoed. Ik noem dat altijd marketing de myth, dat hebben Coster en Gassan waanzinnig goed gedaan.”

Als Mike Asscher de vergelijking moet maken tussen hoe het bedrijf voor de Tweede Wereldoorlog was en hoe het nu is, moet hij daar even over nadenken. “Natuurlijk is het spijtig dat er zoveel veranderd is. Ik had hier heel graag in hetzelfde kantoor gezeten, maar dan wel met het hele pand vol medewerkers. Maar goed, het zijn andere tijden. We kijken daarom naar de toekomst. We willen samen met onze partners een groter diamantmerk neerzetten en we zijn sterk in onze bespoke diamond service. En we zijn ons aan het concentreren op een hele bijzondere diamant, een hele grote steen. Er ligt genoeg potentie voor ons om verder te groeien. We zijn 171 jaar oud, maar nog altijd nogal ambitieus.”